menu

Stel je toch eens voor... 

Kind en pop  

02

Een kind loopt aan de hand van opa in het bos, raapt een takje op en begint er tegen te praten. Begrijpend dat zijn kleinkind in dit takje een popje ziet, vraagt opa: ”Wie hebben we daar?”.

Elk voorwerp waar we een mensfiguur in kunnen zien, kan de functie van pop krijgen. Dat betekent echter nog niet dat iemand anders deze ’pop’ ook zal herkennen. Hoe minder herkenbaar de menselijke vormen in een voorwerp zijn, hoe meer details we erbij moeten denken. Er wordt dan een beroep gedaan op ons voorstellingsvermogen.

Zien we als volwassene in zo’n takje een mensfiguurtje, dan kunnen we over dat takmannetje met het kind in gesprek komen en zal het zich daardoor in zijn belevingswereld serieus genomen voelen. Het kind is nog zo soepel in zijn voorstellingsvermogen, dat we niet verbaasd moeten zijn als hetzelfde takmannetje even later toch gewoon weer als takje in het bos achtergelaten wordt.

Het voorwerp dat in het spel betrokken wordt, verbeeldt voor het kind datgene wat op dat moment in zijn spel te pas komt.

Een jongetje dat een klein broertje had gekregen, liep met de afstandsbediening van de televisie in zijn armen alsof het een baby was.

Dit jongetje wilde net als zijn moeder een baby verzorgen en koos daarvoor iets dat die rol zou kunnen vervullen. Geeft dit fantastische voorbeeld niet aan, hoe ruim het voorstellingsvermogen van een klein kind kan zijn?

Een zacht lapje, een blok, een autootje, maar natuurlijk ook een beer, knuffelbeest of pop, het is de volledig vrije keuze van het kind zelf met welk voorwerp het speelt en hoe lang. Een ander kan het kind hier niet toe dwingen, wel ertoe uitnodigen. Kinderen kiezen iets uit hun omgeving en maken dit zelf tot speeltje.

03Door als opvoeder te bepalen wat er in de omgeving van het kind aanwezig is, kun je richting aan het spel geven. Heeft een kind eenmaal gekozen voor een voorwerp, dan is het belangrijk deze keuze te respecteren. Het gaat hier namelijk om meer dan het materiële voorwerp alleen. De door het kind aan dit soort speelvoorwerpen toegekende waarde is meestal heel hoog.

Toch maakt een kind wel eens een keuze die je niet toe kunt staan. Bijvoorbeeld als het dingen uitzoekt die gevaarlijk zijn, of een voorwerp dat stuk kan gaan. Je kunt natuurlijk ook om opvoedkundige redenen een voorwerp niet acceptabel vinden als speelgoed.

Je kind goed waarnemen bij het spelen, helpt te begrijpen welke functie een gekozen voorwerp in zijn spel heeft. Dan kun je het kind een ander voorwerp in handen geven, dat dezelfde spelfunctie kan vervullen. Het kind zal dan minder teleurgesteld zijn dan wanneer je zijn onacceptabele speeltje zomaar afneemt.

Een houten blok kan rechtopstaand als torenflat dienen, op zijn kant als auto over het vloerkleed gaan en in de hand gehouden als vliegtuig door de lucht gevlogen worden. Legt het kind hetzelfde blok in een poppenbed met een dekentje erover, dan kunnen we, meegaand in de fantasie van het kind, zo zien dat daar iemand ligt te slapen.

Speelgoed dat te ’af’ is, doet nauwelijks of geen beroep op het voorstellingsvermogen van kinderen.

Met een schep kun je scheppen, maar als het kind een boot heeft gemaakt, dan zal het de schep als peddel gebruiken. Verandert het spel in ’oorlogje’, dan wordt de schep als geweer gebruikt. Dit in tegenstelling tot een werkelijk speelgoedgeweer, dat altijd een geweer blijft.

05

Goed speelgoed is datgene, waaraan het kind met zijn fantasie nog iets kan toevoegen, waardoor zijn innerlijk in beweging wordt gebracht. Het kind wordt dan gestimuleerd zijn voorstellingsvermogen te gebruiken en te ontwikkelen. Zulk speelgoed is meestal niet te vinden in de speelgoedwinkel, maar wel in de directe omgeving van het kind, vooral ook in de natuur.

De tafel kan een huis zijn, zeker als er een groot kleed overheen ligt, en een paar stoelen worden een trein. Veel kinderen spelen graag met stokken of maken hele taferelen met takjes, schelpen en steentjes. Bladeren worden bordjes en kastanjes het brood.

Door zijn voorstellingsvermogen kan de mens innerlijke beelden opbouwen van de dingen om zich heen. Deze beelden helpen hem bij het vormen van begrippen. Het kind leert alle dingen bij de naam te noemen en legt ze als begrippen vast in zijn geheugen.

04

Als een kind bijvoorbeeld met water speelt, ermee kliedert, erin beweegt, het proeft, de temperatuur ervan voelt, dan bouwt het een veelzijdig beeld op van het element ’water’. Het kind heeft dit beeld hierdoor zelf doorleefd. Hoe rijker de ervaringswereld, hoe veelzijdiger ook de begrippen die worden gevormd, en hoe genuanceerder, soepeler en creatiever het denkvermogen van het kind zal worden.

Ook is het voorstellingsvermogen onontbeerlijk voor het geheugen. Als wij geen innerlijke beelden konden maken van alles om ons heen, hoe zouden we dan in ons geheugen iets kunnen opbergen om het later weer te herinneren?

Job bouwt van blokken een garage. De garagemuren worden steeds langer, want Job heeft veel auto’s. Dan moet er een dak op de garage komen. Job kijkt om zich heen wat hij daarvoor zou kunnen gebruiken. ”Daarboven in de kast, dat grote boek misschien? Of nee, daar kan hij niet zo makkelijk bij. Hé... daar ligt een groot schrift op tafel, dat zou precies passen”.

Job pakt het schrift en legt het op zijn garage. ”Hé, dat zakt helemaal door, nee, dat is niks”. Het schrift wordt opzij gelegd en Job zoekt verder. ”Aha! Het dienblad, dat is ook mooi sterk”. Job zet alle kopjes er af en ”Ja hoor, dat is een goed dak!”. Nu is de garage klaar en kan Job ermee spelen.

Voor de ontwikkeling van het voorstellingsvermogen moeten kinderen veel kunnen spelen. Het vraagt in deze tijd nogal wat van opvoeders om zowel innerlijk als uiterlijk een sfeer van rust en ruimte te creëren voor het spelende kind.