Breien
Kleding
Tips voor het breien van poppenkleren
De grootte van het gebreide kledingstuk is erg afhankelijk van draad- en naalddikte waarmee gebreid wordt. Gebruik voor poppenkleren soepele dunne garens en brei op naalden die in combinatie met het gekozen garen een soepel resultaat geven.
Meet het breiwerk altijd na. Dit kan op de pop zelf, maar ook op de patronen voor de kleren van stof. Bijvoorbeeld voor een trui voor de kleine Lijs en Poppenkind patroon 7, en voor de grote Lijs en Poppenkind patroon 22.
Gebreide kleertjes moeten niet te klein worden. Het kind zal ze de pop makkelijker aan en uit kunnen trekken, als ze net iets ruimer vallen. De aangeklede pop krijgt hierdoor vaak ook iets koddigs.
Een klein maatverschil kan vaak eenvoudig opgelost worden door een andere maat breinaalden te gebruiken. Brei de boorden op naalden die een halve maat dunner zijn dan die voor de rest van het werk. Zet het breiwerk in elkaar met de jij-en-ik-steek (zie ’technieken’). Zorg ervoor, dat bij het in elkaar zetten van het breiwerk, de naden rekbaar blijven. Vooral de armsgaten moeten ruim en soepel zijn.
Afkortingen
nld. | = naalden |
r. | = recht breien |
av. | = averecht breien |
st. | = steek (steken) |
tricotsteek | = alle oneven naalden recht breien en alle even naalden averecht |
boordsteek | = afwisselend 1st. r., 1st. av. In de teruggaande naald telkens de steken breien zoals ze zich voordoen: averecht boven averecht en recht boven recht |
gerstekorrel | = afwisselend 1st. r., 1st. av. In de teruggaande naald verspringen d.w.z. av. boven r. en r. boven av |